Bruno Martins Indi van C2 naar Feyenoord één

Bruno Martins Indi van C2 naar Feyenoord één

Bruno Martins Indi (18) heeft een record op zijn naam staan waar hij niet trots op is. De verdediger werd in de uitwedstrijd tegen NAC Breda de jongste Feyenoorder die ooit in de eredivisie van het veld werd gestuurd. Waarom deze titel hem niet past en waarom hij denkt dat de rode kaart hem toch verder gaat helpen, wordt duidelijk in een uitgebreide voorstelronde met de oersterke verdediger. ‘Alles gebeurt met een reden.’

De organisatie van het toernooi om de Guadiana Cup dat eind juli in Portugal werd gespeeld had iets bijzonders bedacht voor de aanwezige journalisten. Voorafgaand aan elke wedstrijd in het Estadio Municipal kregen ze allemaal twee velletjes in handen gedrukt, waarop ze na afloop hun man of the match konden invullen. Aan het eind van het toernooi zou daarmee een klassement worden samengesteld, waarvan de winnaar de bokaal voor beste speler van het toernooi zou krijgen.

Omdat journalisten niet elke dag om hun mening wordt gevraagd, werd deze opgave behoorlijk serieus aangepakt. Nog voor de start van het toernooi was weliswaar al zo goed als zeker dat de titel - net zoals de voorgaande negen jaren - naar een Portugese speler zou gaan, maar enige vorm van chauvinisme bleek het handjevol verslaggevers dat was meegereisd met Feyenoord niet vreemd. Omdat de Britse en Portugese journalisten, die ongetwijfeld allemaal hun eigen favorieten hadden, in veel grotere getale aanwezig waren, bepaalden de Feyenoord-volgers al snel onderling dat er één front gevormd moest worden om partij te kunnen bieden aan de buitenlandse collega’s en een kansje te maken op Hollands succes. Nog voordat er ook maar een bal getrapt was, lag er zodoende in het Nederlandse hoekje van de perstribune een stapeltje formulieren klaar om na afloop ingeleverd te worden. Op elk exemplaar stond onder het kopje ‘Man of the match’ dezelfde naam ingevuld: Bruno Martins Indi.

Onverschrokken

De keuze voor de verdediger was geen toevallige. Martins Indi had in de voorgaande dagen tijdens zijn eerste echte trainingsweek met de selectie een onverschrokken indruk gemaakt en een voorzichtige cultstatus onder de Feyenoord-volgers bereikt. Zijn niet geheel objectieve uitverkiezing tegen het eind van de week bleek bovendien een schot in de roos, want Martins Indi ontpopte zich bij zijn eerste optreden tegen Aston Villa daadwerkelijk tot één van de sterkste mensen op het veld. Hoewel zijn directe tegenstanders John Carew en Emile Heskey heetten en allebei nog een kop groter en een halve meter breder waren dan hij, bleef de verdediger knap overeind. ‘Op een gegeven moment had Carew ook wel een beetje genoeg van me, omdat ik de hele tijd om hem heen hing’, zegt Martins Indi ruim twee maanden later als hij is aangeschoven in het perscafé van De Kuip. Hij zit er ontspannen bij en trekt een vrolijk gezicht, dat een groot contrast vormt met de dreigende blik die hij in het veld wel eens opzet. ‘Carew begon me weg te duwen, dat vond ik wel leuk om te zien. Vergeleken bij hem ben ik nog maar een kleine jongen, maar ik liet me niet wegzetten.’ Hij glimlacht, alsof het de normaalste zaak van de wereld is om bij je debuut overeind te blijven tegen een spits die al doelpunten maakte voor Valencia toen hij zelf nog als klein mannetje in de jeugd bij Spartaan’20 speelde.

Zonder het zelf te weten was de wedstrijd tegen Aston Villa een belangrijke test voor Martins Indi. Door de absentie van Kevin Hofland kwam hij min of meer uit nood geboren in het centrum van de defensie terecht, maar hij doorstond die test met vlag en wimpel. Feyenoord ging weliswaar met 3-1 onderuit, maar de verdediger die in de jeugd altijd linksback speelde bewees dat hij een serieuze kandidaat was voor de positie centraal achterin. Toen Hofland eenmaal definitief vertrok naar Cyprus was het niet meer dan logisch dat Mario Been bij Martins Indi terecht kwam als zijn opvolger. ‘Ik was zelf ook wel tevreden over die wedstrijd’, zegt de verdediger nu. ‘Maar verrast was ik niet. Ik ga namelijk altijd uit van mijn eigen kwaliteiten.’

Bluf

Datzelfde deed Martins Indi toen hij op 14-jarige leeftijd binnen kwam bij Feyenoord. Hij was gescout bij Spartaan’20 en mocht zichzelf bewijzen in een oefenwedstrijd tegen N.E.C.. Een prima ploeg, met vooral een goede rechtsbuiten, zo kreeg Martins Indi vooraf van de andere Feyenoorders te horen. ‘Jongens hadden mij al gewaarschuwd dat ik moest uitkijken voor hem’, zegt Martins Indi. ‘Maar ik blufte: hij doet niks tegen mij. En uiteindelijk at ik hem gewoon op.’

Die woorden kwamen symbool te staan voor de instelling waarmee Martins Indi de jeugdopleiding van Feyenoord doorliep. De verdediger begon als derde linksback van Feyenoord C2, maar stoomde uiteindelijk op die positie door tot aan het eerste elftal. Daar waren heel wat bloed, zweet en tranen voor nodig, concludeert hij achteraf. ‘In C2 kon ik nog niet verdedigen’, zegt hij zonder een spoor van ironie. ‘Ik was bij Spartaan lange tijd linksbuiten geweest, daarna nummer tien en uiteindelijk linksback. Ik vond dat aan het begin helemaal geen leuke positie, omdat ik wilde aanvallen en trucjes wilde doen.’

De manier waarop hij zich uiteindelijk toch in het elftal knokte, oogstte bewondering bij zijn toenmalig trainer Jean-Paul van Gastel. Hij was met name onder de indruk van de wil om te slagen die hij proefde bij Martins Indi. ‘Bruno heeft een enorme drive’, zegt de huidige trainer van Feyenoord onder 19. ‘Voor mij is hij de verpersoonlijking van hoe een jeugdspeler zich bij ons in de opleiding hoort te gedragen. Bij sprintoefeningen wilde hij altijd winnen, bij loopoefeningen liep hij altijd voorop.’

Dat was allemaal geen toeval, zo onderkent Martins Indi nu hij eenmaal onderdeel uitmaakt van de eerste selectie. ‘Ik had aan het begin twee concurrenten en was altijd het derde mannetje als linksback. Ik durfde niet op de trainer af te stappen om te vragen hoe dat kwam, maar elke dag vroeg ik me af of ik wel goed genoeg was en zat ik thuis te huilen.’ De omslag kwam toen Martins Indi te oud was voor de C-junioren en te horen kreeg dat hij het jaar erop in B2 terecht zou komen. ‘Maar ik wilde zo graag naar B1’, vertelt hij. ‘Het was een tijd waarin ik mezelf afvroeg: wat wil ik bereiken? Wil ik naar school gaan en een diploma halen, of van mijn hobby mijn beroep maken? Toen het seizoen begon heb ik daarom voor mezelf gesteld: ik ga naar B1 en ik ga het halen.’ Drie maanden had hij nodig, toen maakte Martins Indi alsnog de overstap naar het hoogste B-elftal.

Zijn promotie was voornamelijk te danken aan de instelling waarmee Martins Indi sindsdien het voetbal beleeft. ‘Ik heb met mezelf afgesproken dat ik altijd twee keer zo hard moet werken als andere jongens om het te halen’, zegt hij. ‘Na de training ging ik naar huis, eten en weer voor mezelf trainen. Op Varkenoord praatte ik bijna met niemand, ik was alleen maar bezig met mezelf ontwikkelen. Ik heb veel te danken gehad aan Jean-Paul van Gastel en Cor Adriaanse. Zo ben ik het eerste mannetje geworden als linksback.’

Zijn fysieke gestel geldt als symbolische barometer van die ontwikkeling. Martins Indi kwam op dertienjarige leeftijd binnen bij Feyenoord als een schriel mannetje met spillebenen, maar ontwikkelde zich in een paar jaar tijd tot een uit de kluiten gewassen beer van een verdediger die door geen aanvaller makkelijk opzij te zetten is. ‘Als je een topverdediger wilt worden, moet je fysiek sterk zijn’, stelt hij nuchter vast. ‘Ik heb mezelf daarom bijvoorbeeld aangeleerd dat ik elke dag opdruk als ik wakker word en voordat ik naar bed ga.’

Vastberaden

Martins Indi herinnert zich nog goed het moment dat zijn inspanningen eindelijk uitbetaald werden en hij te horen kreeg dat hij zich aan mocht sluiten bij de selectie. De verdediger genoot deze zomer van zijn vakantie nadat hij kampioen was geworden met Feyenoord onder 19, maar werd op een dag vroeg in de ochtend uit bed gebeld. ‘Ik dacht nog: wie belt er nou op dit tijdstip, laat me met rust’, glimlacht hij. ‘Het was Leo Beenhakker, die vertelde dat ik me moest melden bij de eerste selectie. Dat was een heel mooi moment. Al die jaren had ik mijn best gedaan en nu kreeg ik waar ik het voor had gedaan. Dat gevoel was niet met woorden te beschrijven.’

Sindsdien ging het hard met de verdediger, die vorig seizoen nog op de nominatie stond om uitgeleend te worden aan Excelsior. Maar in plaats van een plek in de selectie op Woudestein, speelde hij zich in de kijker tegen Aston Villa, debuteerde hij tegen AA Gent en werd hij landelijk bekend door een rode kaart tegen NAC Breda (zie kader). Daarmee is de droom die hij van jongs af aan had om eerste elftal-speler te worden bij Feyenoord in vervulling gegaan. Tegelijk beseft Martins Indi als geen ander dat dit pas het begin is. ‘Mijn volgende doel is nu om vaste basisspeler te worden’, zegt hij vastberaden.

Aan zijn instelling zal het niet liggen. Bovendien heeft hij zijn plek in de groep inmiddels gevonden. ‘Aan het begin was ik nog een beetje zoekende: moet ik wel of niet mijn mond opendoen. Maar iedereen zegt nu: wees gewoon jezelf. Heel veel jongens van mijn leeftijd zijn af gegaan omdat ze gelijk een grote mond hadden. Dan zoek je de problemen zelf op. Maar als je gewoon wat rustiger bent, observeert en kijkt hoe anderen zich gedragen, dan komt het goed. Ik moet zoveel mogelijk met oudere mensen praten, die weten wat mij te wachten staat. Ik heb daar een luisterend oor voor.’

Martins Indi beseft dat voor een basisplaats meer nodig is dan een luisterend oor en een smetteloze instelling. Uiteindelijk heeft iedere voetballer vaak ook net dat beetje geluk nodig om een kans te krijgen. Martins Indi knikt, maar zegt dan stellig: ‘Ik zie dat zelf anders. Alles gebeurt namelijk met een reden. Wat dat betreft denk ik heel anders dan veel andere mensen. Op dit moment sta ik bijvoorbeeld negatief in de geschiedenisboeken, omdat ik de jongste Feyenoorder ooit ben die een rode kaart heeft gehad in de eredivisie. Maar ik denk dat het moest gebeuren om te bereiken wat ik wil. Met die instelling ga ik door het leven. Mocht het zo zijn dat ik basisspeler word omdat iemand anders eens rood krijgt, moest het misschien ook zo zijn.’

Met hetzelfde gevoel denkt Martins Indi ook terug aan die avond in Portugal, nota bene het land waar hij werd geboren, toen de verdediger plots in het centrum van de defensie terecht kwam in de wedstrijd tegen Aston Villa. Hij kreeg min of meer per toeval een kans, pakte die met beide handen aan en werd de natuurlijke opvolger van Kevin Hofland. Alsof het was voorbestemd. Hij glimlacht. ‘Ik hoorde achteraf zelfs dat ik man of the match was geworden…’

Van Gastel: ‘Bruno doet geen vlieg kwaad’

Bruno Martins Indi hoefde in de week na zijn rode kaart tegen NAC Breda maar het spelershome of de kleedkamer binnen te stappen, of zijn ploeggenoten zochten dekking en riepen: kijk uit, daar komt Bruno! De verdediger zelf kan er inmiddels om lachen, maar dat was op de bewuste middag in Breda wel anders. Martins Indi reageerde als door een hond gebeten nadat hij rood had gekregen en liep zonder pardon tegen scheidsrechter Ruud Bossen op. Een verkeerde reactie, zo gaf hij direct na afloop van de wedstrijd toe. ‘Het was een reactie uit emotie, omdat ik het geen rode kaart vond’, zegt de verdediger. ‘Misschien denken mensen nu dat ik agressief ben, maar ze moeten ook de andere kant zien. Het was voor mij een leermoment. Ik ging er op dat moment niet goed mee om.’

Het leverde Martins Indi op een leeftijd van 18 jaar en 216 dagen de titel op van jongste Feyenoorder met een rode kaart in de eredivisie. Volgens zijn voormalige trainer Jean-Paul van Gastel geen titel die Martins Indi past. ‘Bruno kan er dreigend uitzien en ik kan me voorstellen dat mensen daarvan geschrokken zijn’, zegt hij. ‘Hij heeft een groot gevoel voor rechtvaardigheid, maar Bruno doet echt geen vlieg kwaad.’

Plaats reactie
666

Laad meer reacties

Je bekijkt nu de reacties waarvoor je een notificatie hebt ontvangen, wil je alle reacties bij dit artikel zien, klik dan op onderstaande knop.

Bekijk alle reacties